Delft Vertelt

Tips voor het vertellen van een verhaal

Het verhaal

KEUZE ONDERWERP

Kies één gebeurtenis en invalshoek en werk die goed uit. Een heel levensverhaal is teveel.

Het kan bijvoorbeeld over een belangrijke gebeurtenis gaan die je leven veranderd heeft.
Of een kleine gebeurtenis die een verandering bij je teweeg heeft gebracht:
* iets dat je voor het eerst deed of meemaakte, iets dat staat voor de fase waar je toen in zat of voor hoe de dingen toen gingen,
* iets waar je een bepaald gevoel bij had,
* iets waar je van geleerd hebt.

UITSCHRIJVEN OF NIET?

Of je het verhaal helemaal uitschrijft, of alleen wat ijkpunten benoemt hangt van eigen voorkeur als persoon af. Het beste is om alleen de lijn van het verhaal op te schrijven en de zinnen op het podium samen te stellen. Maar als je je prettiger erbij voelt om het helemaal uit te schrijven kan dat ook.

Opbouw verhaal

Een verhaal heeft een begin, een middenstuk met het hoogtepunt erin, en een eind.

BEGIN

Begin meteen met je verhaal, zonder inleiding. Dan zit het publiek er meteen in.
Maak duidelijk vanuit wie je vertelt (dat zal je meestal zelf zijn), en wanneer het verhaal zich afspeelt. Je neemt als het ware het publiek mee en laat ze door jouw ogen kijken…
Dat lukt het beste als je in de tegenwoordige tijd vertelt, en in de ik-persoon.

‘Het is begin jaren ’80 aan de TU in Delft, faculteit bouwkunde. Ik ben een jongen van amper 19 jaar die eigenlijk niet zo goed weet wat hij met zijn leven wil, maar wel van alles vind. Je kent het type wel, lang haar, spijkerjasje, ban-de bom-button… en zo elke dag naar college. Op een dag…’

Geef liever nog niet weg waarom je het verhaal vertelt, waar het over gaat volgens jou: laat het publiek zelf conclusies trekken.

MIDDENSTUK MET HOOGTEPUNT

Het gaat gebeuren: het verhaal gaat echt van start. Hier gaat het om het opbouwen van spanning. Er gebeurt iets, dat om een reactie vraagt. Maak de luisteraar nieuwsgierig! Hoe gaat het verder, wat gaat er gebeuren? Dat is wat de luisteraar wil weten.

Het hart van het verhaal is de ervaring/gebeurtenis zelf.

VEEL CONCRETE DETAILS

Veel concrete details verhogen het luisterplezier en het beeldend vermogen van de luisteraar: hij gaat het echt voor zich zien! Beschrijf hoe iemand eruit ziet, of de kleur, formaat, vorm van het voorwerp wat in je verhaal voor komt.

DIALOGEN

Laat mensen zelf praten in je verhaal. Dus i.p.v. ‘en hij zei dat hij nu eens moest ophouden’  zeg je gewoon ‘Houd daarmee op!’

Probeer het verhaal op te bouwen naar een sleutelscene, waarin alles samenkomt. ‘En ja hoor, daar kwam hij tevoorschijn…’ Een scene waar je de spanning naar op kan bouwen en die je lekker veel nadruk kan geven.

EINDE

Het verhaal loopt af. Wat voor invloed heeft de gebeurtenis? Wijsheid, iets hilarisch, herkenning, een AHA-erlebnis, een (grappige) conclusie, een geruststelling, een kwinkslag.
Beschrijf niet ‘de moraal van het verhaal’, dat mag iedereen zelf invullen. Houd het open, of vertel alleen wat jíj ervan hebt meegenomen.
Het is natuurlijk het mooiste als het afgerond wordt, met een luchtige verbinding met het begin. 

DUUR VERHAAL

Qua lengte: denk aan ongeveer 10 minuten (is ongeveer 2 A4’tjes of rond de 1500 woorden). Maar hier geldt ook: ‘een verhaal is af als het af is’. Iets korter of langer kan ook als dat beter aanvoelt. Een kwartier is echter wel het maximum.

Tips bij het vertellen

Tekst uit je hoofd?

Leer de tekst niet uit je hoofd. Probeer het verhaal te laten vloeien, laat de gebeurtenissen en je indrukken maar komen, alsof je het zelf ook weer meemaakt. Vertel het vanuit de emotie die je toen ook voelde: verbazing, warmte, ontroering.

Plaats op het podium

Zoek een plek ergens in het middengebied op het podium. Blijf zoveel mogelijk staan tijdens het vertellen. Heen en weer lopen mag soms wel, maar kan onrust uitstralen.

Maak contact met publiek

Begin niet meteen, kijk eerst even de zaal in om contact te maken met je publiek, probeer iedereen even aan te kijken, of laat tenminste je blik over de zaal gaan.
Houd tijdens het vertellen contact met je hele publiek: niet naar één persoon blijven kijken, maar draai langzaam tussen links, midden rechts, midden, links en zo door. Omdat je in theaterlicht vaak alleen de eerste rij goed ziet is het een valkuil om alleen daar naar te kijken, hou dit in de gaten.

Verteltempo

Houd een prettig verteltempo aan: niet te snel. De woorden moeten bij de luisteraars kunnen landen. Ben je bang dat je te snel gaat praten, bouw dan bewust pauzes in tussen stukjes.

Dialogen en gebaren

Werkelijke dialogen tussen personen maken het verhaal leuker. Zeg niet: en de man zei: … maar praat vanuit de man zelf.
Gebaren kunnen het verhaal ondersteunen en kunnen het levendiger maken voor het publiek.

Ontvang het applaus

Klaar? Blijf staan en neem je applaus in ontvangst! Je hebt het verdiend, en daarnaast is het ook prettiger voor het publiek.

Originaliteit

Kijk wat je hiervan kan gebruiken, maar soms kan een verhaal juist verrassender worden door het weer net wat anders te doen.